Oriënteren zonder gps: kaart, kompas en gezond verstand

Rogierop 03 juni 2025
Een kaart zonder kompas is beperkt bruikbaar, en andersom geldt hetzelfde

Tegenwoordig vertrouwen we massaal op gps-horloges, apps en digitale kaarten. Maar wat als de batterij leeg is, je geen bereik hebt, of de technologie het gewoon begeeft? Dan komt het aan op je eigen oriëntatievermogen — en op klassiek kaart- en kompasgebruik. In deze blog nemen we je mee terug naar de basis van navigeren in de bergen.

Waarom kaart en kompas nog steeds relevant zijn

In de bergen kan technologie je snel in de steek laten. Kou, vocht of een valpartij kunnen je smartphone of gps-apparaat onbruikbaar maken. En hoewel digitale kaarten enorm handig zijn, blijven papieren topografische kaarten het meest betrouwbaar. Ze werken altijd — zonder batterij, zonder updates, zonder signaal.
Bovendien (en in mijn optiek bovenal!) scherpt analoge navigatie je oriëntatievermogen aan. Je leert actief te lezen waar je bent, in plaats van passief een stipje op een scherm te volgen. Het maakt je alerter, zelfstandiger en uiteindelijk veiliger onderweg.

Wat heb je nodig?

Voor basisnavigatie in bergachtig terrein zijn drie dingen essentieel:

  • Topografische kaart (schaal 1:25.000 of 1:50.000)
  • Kompas met richtingaanduiding en draaibare schaal
  • Gezond verstand en gevoel voor het landschap

Een kaart zonder kompas is beperkt bruikbaar, en andersom geldt hetzelfde. Samen vormen ze een krachtig duo — mits je weet hoe je ze moet gebruiken.

GPSen zijn geweldig maar leer orienteren zonder!

Basisprincipes van kaart en kompas

1. Je kaart oriënteren
Leg de kaart plat en draai hem zo dat het noorden op de kaart overeenkomt met het noorden in het terrein. Dit kan grofweg met herkenbare elementen (valleien, toppen), of nauwkeurig met behulp van het kompas.

2. Je positie bepalen
Gebruik herkenningspunten: zie je een bergtop, hut of markante kruising? Zoek die op je kaart. Als je twee of meer herkenbare punten kunt waarnemen, kun je met behulp van peilingen je positie nauwkeurig vaststellen.

3. Een richting uitzetten
Wil je van punt A naar B? Leg het kompas op de kaart met de zijkant langs de gewenste route. Draai de ring totdat het noorden van de kompasroos gelijk staat met het noorden op de kaart. Vervolgens kun je in het veld de richting van de kompasnaald volgen.

Daarom is het vaak verstandiger om expres iets van de koers af te wijken.

Expres “verkeerd” lopen - aiming off
In de praktijk is het vrijwel onmogelijk om precies in een rechte lijn naar je bestemming te lopen, vooral als het gaat om een klein doel zoals een col of bergpas. Daarom is het vaak verstandiger om expres iets van de koers af te wijken.
Stel dat je naar een col wilt lopen, maar je weet dat het lastig is om deze exact te treffen. Dan kun je ervoor kiezen om bewust een paar graden van de ideale richting af te wijken, bijvoorbeeld iets naar het westen. Je loopt dan met opzet ‘verkeerd’, maar wel gecontroleerd. Zodra je op een herkenningspunt aankomt (zoals een rotsformatie, een bosrand of een richel), weet je dat je vanaf daar richting oosten moet afbuigen om zeker te weten dat je bij de col uitkomt.
Deze techniek — ook wel aiming off genoemd — voorkomt dat je moet gokken aan welke kant je bent uitgekomen als je het doel mist. Het is een slimme manier om onzekerheid uit te sluiten in lastig terrein of bij beperkt zicht.

Zorg dat je weet waar je bent voordat het te laat is

Weet waar je bent voordat het te laat is

Een andere belangrijke tip bij het gebruik van kaart en kompas: zorg dat je je oriënteert vóórdat het te laat is. In een complete white-out heb je geen enkel herkenningspunt meer en kom je ook met kaart en kompas niet verder. Zorg er dus voor dat je altijd weet waar je bent voordat het slechte weer opsteekt. Op deze manier leer je bovendien scherp observeren, een vaardigheid die in de bergen altijd van pas komt.

Kaartlezen in de praktijk

Een kaart lezen is meer dan alleen lijnen volgen. Let bijvoorbeeld op:

  • Hoogtelijnen: geven steilte en terreinstructuur weer
  • Riviertjes en beekjes: helpen je oriënteren in een dal
  • Paden en kruisingen: zijn nuttige controlepunten
  • Vegetatiegrenzen of rotspartijen: staan vaak duidelijk op goede kaarten
  • Vergeet niet: kaarten zijn momentopnames. Door erosie, stormschade of seizoensveranderingen kunnen paden, bruggetjes of markeringen er anders uitzien dan verwacht.

Tips om te oefenen

Oefen eerst in bekend gebied of op een gemarkeerde wandelroute
Kijk regelmatig op je kaart, niet alleen als je twijfelt
Schat de afstand en looptijd tussen oriëntatiepunten in
Ga bewust eens op pad zonder gps en train je klassieke navigatievaardigheden

Tot slot: techniek als aanvulling, niet als vervanging

Natuurlijk kun je technologie gebruiken als extra laag van zekerheid. Maar de basis moet je beheersen. Juist in situaties waarin het erop aankomt — mist, verdwalen, slecht weer — wil je niet afhankelijk zijn van een kwetsbaar apparaat.

Dus: neem die kaart, dat kompas en je gezond verstand mee. En als je goed leert orienteren zul je merken dat je steeds meer gaat zien als je aan het wandelen bent!

Rogier
woont al meer dan 20 jaar in de Franse Alpen en is bijna altijd buiten te vinden. Op de racefiets, de mountainbike of al klimmend!

Reageren